Tussen 1899 en 1975 zijn in totaal 568.261.000 ton steenkool gedolven. Mijnwerkers uit Limburg, de rest van Nederland en ook vanuit het buitenland daalden dag in dag uit af in de mijnen, om onder zeer zware-, gevaarlijke- en ongezonde werkomstandigheden de steenkool aan de Limburgse ondergrond te ontfutselen. Er was werk en welvaart voor honderdduizenden.
Heerlen, de Limburgse steenkolenmijnbouwhoofdstad groeide uit tot één van de rijkste steden van het land. Na de oorlog droegen mijnen en mijnwerkers voor een aanzienlijk deel bij aan het economisch herstel van Nederland. Zij zorgden voor verwarming van huishoudens en energievoorziening voor industrie en infrastructuur. Vele mijnwerkers betaalden hiervoor met hun leven. Ruim 1.350 verongelukten op hun werkplek. Ontelbaar zijn de silicose- en asbestslachtoffers. Nederland is de mijnwerker veel dank verschuldigd.